In 2006 werd een werkplan opgesteld voor de ontwikkeling van een slibtransportmodel van het Schelde-estuarium in het kader van LTV (Lange Termijn Visie), luik toegankelijkheid. Het doel van dit model is om de beheerders van het Schelde-estuarium te ondersteunen.De kernvraag van dit project is tweeërlei. Enerzijds is er de vraag naar de bepaling van de autonome ontwikkeling van slibdynamiek en -balans. Anderzijds speelt de vraag naar het effect van ingrepen, en de verhouding met de autonome ontwikkeling.Het werkplan van 2006 omvatte vijf fases: opzet van het modelinstrumentarium, uitwerking van de beheersvragen, jaarsimulaties, detailstudies en onderzoek naar sedimentmengsels.In 2006 werd een aanvang genomen met de eerste twee fases. In 2007 werd het model dan verder verbeterd, en werd er aanvang genomen met een eerste beheersvraag (havenstorting Sloehaven). In 2008 werd een begin gemaakt van fases 3 en 4. Er werden jaarsimulaties uitgevoerd met het hydrodynamica- en slibtransportmodel. Verder werd ook het effect van de tweede verruiming als beheersvraag opgenomen.In 2008 werd er tevens vanuit remote sensing gegevens informatie afgeleid over het zwevend stof gehalte (SPM) in de bovenste laag van de waterkolom, en over het slibgehalte in de bovenste laag van de bodem op platen. Deze gegevens bieden door hun synoptisch karakter een waardevolle extra calibratie- en validatieset voor het slibmodel.Daarnaast werd het model ook gevalideerd aan de hand van langdurige meetreeksen van saliniteit en sedimentconcentratie voor het jaar 2006.Uit deze validatie blijkt dat de slibdynamiek redelijk goed door het model wordt gereproduceerd, maar dat de sterkte van de seizoensdynamiek en van de estuariene circulatie nog onvoldoende door het model worden gereproduceerd. Deze aandachtspunten kunnen worden opgenomen in het vervolgtraject van dit project.Als een voorbeeld van toepassing van het LTV-slib model wordt het effect van de tweede verruiming in het model doorgerekend, door de drempels op de situatie voor 1997 te brengen. Dit geeft een verschil in komberging van 7,5 Mm³, wat overeenkomt met de geschatte hoeveelheid aanlegbaggerwerk voor de tweede verruiming. Slibtransportberekeningen op basis van deze nieuwe bathymetrie wijzen erop dat de tweede verruiming slechts een minimaal effect heeft gehad op de tweede verruiming (kleiner dan 2%). Deze invloed is zeer klein in vergelijking met de natuurlijk optredende variatie door getij, wind en seizoenseffecten. |