In dit rapport wordt een overzicht gegeven van de aantalsveranderingen van de broedvogels in de SBZ‐V ‘Kustbroedvogels te Zeebrugge‐Heist’ en de aangrenzende westelijke voorhaven van Zeebrugge tot en met 2016. De sternen‐ en kokmeeuwenpopulaties in de SBZ‐V zijn na 2008 sterk in aantal achteruitgegaan en het broedsucces was jarenlang ruim onvoldoende om de populaties van de verschillende soorten in stand te houden. De oorzaak van de achteruitgang heeft te maken met de grote predatie‐ en verstoringsdruk door landroofdieren. In eerste instantie waren het katten en ratten die voor predatie zorgden in de SBZ‐V en vanaf 2009 heeft ook vos het Sternenschiereiland en het Vlaams Natuurreservaat (VNR) Baai van Heist bereikt. Tot op heden is het niet gelukt om vos definitief te weren van het Sternenschiereiland ondanks diverse maatregelen. In 2016 broedden er nog slechts 4 paar Zilvermeeuw, 7 paar Kleine Mantelmeeuw, 6 paar Bontbekplevier en 9 paar Scholekster op het Sternenschiereiland maar geen sternen of Kokmeeuwen. In het VNR Baai van Heist kwam geen enkele kustbroedvogel tot broeden. Sinds de aanleg van het Sternenschiereiland in 1999 is er in geen enkel jaar voldaan aan de instandhoudingsdoelstellingen die werden vooropgesteld om de kwetsbare sternenpopulaties in de SBZV te beschermen. De vooropgestelde 22 ha kwaliteitsvol en geschikt bevonden broedhabitat is nooit gerealiseerd (in 2016 was er ongeveer 14 ha aanwezig), en het broedsucces en aantal broedparen blijft al jarenlang sterk beperkt door de aanwezigheid van grondpredatoren. Sinds de achteruitgang van de sternenpopulaties in Zeebrugge zijn er elders in Vlaanderen weliswaar nieuwe kolonies ontstaan (in 2016 broedden er o.a. 366 paar Visdief en 6 paar Dwergstern in het Zwin, en 622 paar Visdief op de Spuikom van Oostende), maar deze aantallen staan niet in verhouding tot het verlies aan broedparen in Zeebrugge waardoor de sternenpopulatie aan de kust in zijn totaliteit sterk is achteruitgegaan. Ook in het westelijke deel van de voorhaven van Zeebrugge dat buiten het SBZ‐V ligt, is het aantal broedende kustbroedvogels sterk gedaald. Hier broedden een aantal soorten die zeer schaars zijn binnen Vlaanderen, zoals Kuifleeuwerik, Tapuit en Geelpootmeeuw, maar die waren in 2016 verdwenen. Wel broedden er kleine aantallen Scholekster en Stormmeeuw en wist een deel van de oorspronkelijke Zilver‐ (415 paar) en Kleine Mantelmeeuwenpopulatie (1.458 paar) zich hier te handhaven. Dit zijn ongeveer dezelfde aantallen als in 2015. Een belangrijk deel daarvan (311 paar Zilvermeeuwen en 609 paar Kleine Mantelmeeuwen) broedde in 2016 op de daken van de bedrijven in de westelijke voorhaven. De daken doen dienst als vosvrije “broedeilanden”, want ook in de westelijke voorhaven zijn sinds 2007 vossen aanwezig. Door de sterke verstoring en predatie door vos is het aantal grondbroedende Zilver‐ en Kleine Mantelmeeuwen ook hier sterk achteruitgegaan. In 2016 broedden nog slechts 38 paar Zilvermeeuw en 743 paar Kleine Mantelmeeuw op een relatief kleine oppervlakte van enkele hectares dat met flexnetten en schrikdraad werd omheind in een poging om de vos te weren. Verder broedden er nog enkele tientallen grote meeuwen langs het Brittaniadok in het oostelijke deel van de haven. De aantalsontwikkelingen elders in Vlaanderen duiden erop dat grote meeuwen uit Zeebrugge zich deels hebben gevestigd op allerlei nieuwe locaties langs de kust en in het hinterland, en zich deels hebben aangesloten bij de kolonie in Oostende. De laatste jaren is het totaal aantal broedparen van grote meeuwen in Vlaanderen weliswaar afgenomen, maar het aantal broedlocaties is aanzienlijk toegenomen. Onderzoek met kleurringen bevestigt dat een deel van de Zeebrugse meeuwen zich heeft verplaatst naar bestaande en nieuwe kolonies in de Vlaamse kuststreek. Daarnaast heeft een deel zich gevoegd bij bestaande kolonies in het noorden van Frankrijk, het zuidoosten van het Verenigd Koninkrijk en het zuiden van Nederland. |