Dit pandemiejaar is het precies driehonderd jaar geleden dat de Zuid-Franse stad Marseille en de rest van de Provence getroffen werden door de pest. Ruim 100 000 mensen lieten het leven in wat uiteindelijk de laatste grote uitbraak van de ziekte was in West-Europa. Ook in de Zuidelijke Nederlanden stonden de zenuwen op scherp. Jacobus Bowens, de stadschroniqueur van Oostende, beschrijft de reacties in 1720 op het nieuws uit Marseille: “[D]e Kusten en Haven [wierden] overal bezet en nauwkeuriglyk bewaerd, om d’inkomst, zoo van de Schepen als Goederen te beletten, en alle gemeynzaemheyd af-te-weeren. [...] Men ontfing door geheel Vlaenderen het alderstrengste Bevel, dat’er niemand, zoo Vremdeling als Inwoonder, van d’eene plaets nae d’andere mogt reyzen zonder voorzien te zyn van wettelyke Gezond-brieven”. Het zou niet de laatste keer zijn tijdens de achttiende eeuw dat de Zuidelijke Nederlanden dergelijke, voor ons erg herkenbare, maatregelen dienden te nemen. Vooral aan de kust. Want terwijl COVID-19 het eerst opdook in steden met luchthavens, ging het internationaal verkeer enkele eeuwen geleden immers nog vooral via de zee. |