We hebben sinds 2018 een nieuw monitoringsinitiatief lopen in de Zeeschelde dat bestaat uit 34 benthosraaien. De doelstellingen en mogelijke winsten zijn divers, maar één van de prioriteiten is om het effect van sedimentatie en erosie op de benthosgemeenschap te onderzoeken. Dit is tot vandaag een vraag, die niet met de lopende monitoring aan de hand van random staalnamepunten kan worden beantwoord. Een verhoogde dynamiek en de effecten daarvan op de biologische gemeenschap is bovendien een van de actuele bezorgdheden. Het is niét de bedoeling van dit rapport om een overzicht te geven van (patronen in) sedimentatie-erosie op slikken langsheen de Zeeschelde (zie daarvoor o.a. Van Braeckel et al., 2019b) maar wél om een beschrijving van de patronen in korrelgrootteverdeling, gehalte organische stof en sedimentatie-erosie op de benthosraaien te geven. We kijken ook of sedimentatie-erosie leidt tot veranderingen in de eerder vernoemde parameters. Dit rapport wil ook nagaan in hoeverre de natuurlijke veranderingen langsheen de benthosraaien een voldoende ruim en gelijk verdeeld pallet aan mogelijke (verschil)waardes (hoogteveranderingen, korrelgrootte en organische stof) opleveren, die toelaten om de effecten ervan op benthos te bepalen. De raaien werden drie jaar van 2018 tot 2020 gemonitord. Sedimentatie en/of erosie blijkt heel frequent voor te komen op de onderzochte raaien in de grootteorde tot ongeveer 20 cm, al is het systeem als geheel redelijk in evenwicht (totaal verschil tussen jaren over alle raaien is erg klein). Grotere hoogteverschillen zijn weinig frequent en lopen op tot ongeveer een halve meter. De standaarddeviaties van de hoogteveranderingen tussen jaren namen toe van bovenaan de slikken naar onderaan tot tegen de laagwaterlijn. We vinden overheen de drie jaren zowel punten die eerst eroderen en nadien sedimenteren als omgekeerd, en punten die twee jaar na mekaar sedimenteren of eroderen. Hiermee kan het cumulatief effect van sedimentatie-erosie bekeken worden. We vinden weinig evidentie voor veranderingen in mediane korrelgrootte en organische-stofgehalte bij hoogteveranderingen. Dat is een gunstige situatie, omdat het toelaat om unieke effecten van hoogteveranderingen te bekijken. Alles bij elkaar is de conclusie dat de natuurlijke abiotische uitgangssituatie gunstig is om naar effecten van sedimentatie-erosie op benthos te kijken. Dit vraagstuk is het onderwerp van een vervolgrapport. Ten slotte wordt in dit rapport een uitgebreide kwaliteitscontrole gepresenteerd van de INBO-analysemethode voor korrelgrootteverdeling aan de hand van een Coultern counter. De herhaalbaarheid van de metingen blijkt doorgaans vrij hoog, maar afwijkende metingen (meer dan 2 maal de standaarddeviatie) komen voor in ca. 7% van de gevallen. Toch geeft ook in die gevallen de D50 meestal nog de juiste sedimentklasse aan waartoe het sediment behoort. |