European Ocean Biodiversity Information System

[ report an error in this record ]basket (0): add | show Print this page

Het hyperbenthos van subtidale zandbanken op het Belgisch Continentaal Plat: habitats en indicatorsoorten
Willems, K. (2000). Het hyperbenthos van subtidale zandbanken op het Belgisch Continentaal Plat: habitats en indicatorsoorten. MSc Thesis. Universiteit Gent. Mariene Biologie. Instituut voor Dierkunde. Vakgroep Morfologie, Systematiek en Ecologie: Gent. 72 pp.

Thesis info:

Available in  Author 
    Vlaams Instituut voor de Zee: Non-open access 226654 [ request ]
Document type: Dissertation

Keyword
    Marine/Coastal

Author  Top 
  • Willems, K.

Abstract
    Deze scriptie kadert in het project 'Structurele en functionele biodiversiteit van Noordzeeecosystemen' dat wil bijdragen tot de wetenschappelijke ondersteuning van een duurzaam beheer van de Noordzee. Deze studie vormt een deelaspect van het project en tracht een inzicht te verwerven in de structurele biodiversiteit van het hyperbenthos van verschillende worden zandbanken op het Belgisch Continentaal Plat. Daarnaast worden ecologische indicatorsoorten bepaald die bruikbare parameters kunnen zijn voor het beleid. De zandbanken krijgen bijzondere aandacht aangezien zij ecologisch zeer waardevol zijn, maar ook onder duidelijke antropogene invloeden staan. Het hyperbenthos bevat de fauna die voor een deel van, of voor heel hun leven in de onderste laag van de waterkolom voorkomen, ongeveer 0.5 à 40 mm groot zijn, en in associatie met de bodem leven. Van de Zeelandbanken, de Vlaamse Banken en de Hinderbanken werden respectievelijk de Goote Bank, de Middelkerke Bank en de Westhinder bestudeerd. Deze zandbanken werden tijdens integrale staalnamecampagnes vanop de Belgica bemonsterd in het voor- en najaar. Voor de Goote Bank gebeurde dit tijdens 1998. De Middelkerke Bank en de Westhinder werden in 1997 bemonsterd. Over het algemeen vormen de Mysidacea de hoofdcomponent van het hyperbenthos. Ze staan in voor 81.84% van de gevonden Arthropoda, die op hun beurt 91.35% van de totale hyperbenthische fauna uitmaken. Schistomysis spiritus vertegenwoordigt binnen de Mysidacea 57,2% van de densiteit, en is de meest voorkomende soort. Schoolvorming bij de meeste Mysidacea veroorzaakt de soms zeer hoge aangetroffen densiteiten. Enkel de Westhinder wordt in het najaar niet gedomineerd door de Mysidacea. Mitrocomella species vertegenwoordigt daar 56% van de densiteit. De gemeenschapsstructuur werd onderzocht a.d.h. v. multivariate analyses. Uit de TWINSPAN-, cluster- en CCA-analyses op basis van de densiteits- en biomassagegevens kan besloten worden dat het temporeel patroon het ruimtelijke overheerst. Binnen de voor- en najaarsgemeenschap is een onderverdeling de Goote-, Middelkerke-en Westhindergemeenschap aanwezig. Er kunnen dus telkens zes gemeenschappen afgebakend worden. Deze zes gemeenschappen werden ook teruggevonden in de studie van Verween (1999). De densiteit varieert tussen 297 ind/100m³ in het voorjaar op de Goote Bank en 3765 ind/100m³in het najaar op de Westhinder. Ook de diversiteit vertoont met een maximumwaarde van 7.63 in het najaar op de Westhinder en een minimumwaarde van 3.43 in het vooljaar op de Middelkerke Bank een temporeel patroon. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door het grote temperatuursverschil tussen voor- en najaar. Ook de saliniteit en de pigmenten- en nutrientenconcentraties zijn abiotische parameters die duidelijke seizoenale verschillen vertonen en zullen bijdragen tot dit temporeel patroon. De hogere temperaturen in het najaar hebben tot gevolg dat het aandeel van het tijdelijk hyperbenthos in deze periode aanzienlijk hoger is, wat de hogere densiteit en diversiteit in het najaar verklaart. Het holohyperbenthos buiten beschouwing gelaten, stijgt ook de biomassa naar het najaar toe. Het ruimtelijk patroon is ondergeschikt aan het temporele, maar de zandbanken verschillen toch duidelijk van elkaar wat de hyperbenthale soortensamenstelling betreft. Ook werd een relatief hoog percentage endemische soorten aangetroffen op de verschillende zandbanken in zowel deze scriptie als de studie van Verween (1999). De voornaamste abiotische parameters die de ruimtelijke verspreiding van de hyperbenthale organismen kunnen verklaren zijn turbiditeit en diepte. Daarnaast verschilt de soortensamenstelling van het fytoplankton naargelang het zandbankcomplex, wat structurerende effecten kan hebben op het hyperbenthos. Als laatste oorzaak van dit ruimtelijk patroon komen: de hydrodynamische kenmerken in aanmerking. De spiraalstromingen en de residuele watercirculatie rondom zandbanken kunnen door verschillende org

All data in the Integrated Marine Information System (IMIS) is subject to the VLIZ privacy policy Top | Author